In de vroege Middeleeuwen zag de IJsselzone bij Zwolle er heel anders uit dan nu het geval is. Het was een langgerekte zandrug, waarschijnlijk ontstaan door opstuwing van de grond door een enorme Scandinavische gletsjer. Die zandrug kun je hier en daar nog zien omdat er kleine hoogteverschillen zijn. Maar vroeger, in voor-christelijke tijden, was het terrein wel zo’n 1 à 2,5 meter hoger dan nu en veel geaccidenteerder, het was bijna heuvelachtig. Door erosie en vooral door afgraving is dat zo goed als verdwenen.
Namen van buurtschappen
Als je het grote boek van Jan ten Hove ‘Geschiedenis van Zwolle’ leest dan zie je dat de uitgang –lo in een plaatsnaam licht loofbos betekent. Maar ook –le betekent dat, het is een verbastering. We kunnen er van uitgaan dat Oldeneel vroeger Oldeneele heette. Je ziet dan dat de drie buurtschappen in loofbos zijn ontstaan. Wie had dat gedacht? Als klein kind leerde ik dat Schelle komt van scheef, schele. Zou het niet aannemelijk zijn dat die bossen op schuine hellingen lagen?
Groei van de stad
Hoe komt het dat het bos, op een paar kleine stukjes na, is verdwenen? Ik vrees dat de groei van de stad de reden is: er was behoefte aan hout voor huizenbouw en aan steeds meer voedsel. Bos kon niet voorzien in de behoefte aan voedsel, dus werd het ingeruild voor akkerbouw en weiden. Het hout werd door al die stedelingen ook gebruikt als brandhout. Logisch allemaal, de mensen in Zwolle hadden het in die tijd hard nodig. Je haalde de materialen nog niet ver weg, niet uit andere regio’s, laat staan uit het buitenland. Men haalde de spullen gewoon uit het omringende gebied.
Heraanplant
En zo is bos nu bijzonder schaars geworden en worden we ons steeds meer bewust dat we het nodig hebben om te herademen: bijkomen van alle hectiek en goed voor het klimaat. Ik hoop dat er ook in onze IJsselzone ooit weer heraanplant komt. Ooit… maar liever nu!